Loopscholing: Essentieel voor de atleet

Loopscholing is essentieel omdat het de looptechniek verbetert, de coördinatie versterkt en specifieke spieren traint. Het helpt ook bij een betere bewegingspatroon en is ideaal als warming-up voor trainingen en wedstrijden. Niet alle loopscholingen zijn noodzakelijk voor een wedstrijd. Feitelijk zijn de loopscholingen de warming-up. Door al in te lopen is je hartslag al verhoogd, met de loopscholing zorg je er voor dat de spieren nu ook warm worden.

Om optimaal te presteren moeten je spieren warm zijn. Door in te lopen, is je hartslag verhoogd. Je lichaam kan dan beter het zuurstof door je lichaam pompen, waardoor het gemakkelijker is om je spieren op te warmen. Dit doe je middels de loopschooloefeningen. Dit doe je bij zowel de training als bij de wedstrijd.

De loopscholingsoefeningen voor training en wedstrijd zijn grotendeels vergelijkbaar, maar er zijn enkele nuances. Tijdens trainingen kun je meer variatie en herhalingen doen om techniek en kracht op te bouwen. Voor wedstrijden is het belangrijk om de oefeningen specifieker te maken, gericht op de beoogde afstand en intensiteit. Denk aan sprintgerichte drills voor korte afstanden en duurloop-specifieke oefeningen voor lange afstanden.

Bij de training kun je bijvoorbeeld de loopschooloefeningen gesplitst uitvoeren. Dat wil zeggen, dat je over een afstand van ongeveer 10 meter de oefeningen doet, vervolgens 10 meter gaat wandelen. Dit herhaal je dan totdat je ongeveer 30 meter de loopschooloefeningen hebt gedaan. Deze afwisseling helpt je om techniek te oefenen en tegelijkertijd spieren actief te houden.

Bij een wedstrijd is het raadzaam om de oefeningen achter elkaar uit te voeren zonder te dribbelen. Dit helpt je om je uithoudingsvermogen op te bouwen en je spieren te versterken.  De afstand die je dan doet is dan al gauw 20 tot 30 meter.

Voorbeelden in willekeurige volgorde

  1. Knieheffen (Skippings): Breng om de beurt je knieën in een snel ritme omhoog tot het bovenbeen ongeveer horizontaal is. Let op een neutrale voet- en enkelstand, korte grondcontacten en een rechte romp.

  2. Hinkelen: Hinkel op één been een bepaalde afstand. Probeer kort grondcontact te houden en op de voorvoet te landen en af te zetten. Wissel halverwege van been.

  3. Aansluitpas: Beweeg zijwaarts en tik je voeten tegen elkaar aan. Het lijkt alsof de achterste voet de voorste wegkaatst. Zwaai actief met je armen voorlangs.

  4. Kruispas: Beweeg zijwaarts waarbij het achterste been eerst voorlangs en daarna achterlangs het voorste been wordt gekruist.

  5. Strekloop: Vergelijkbaar met knieheffen, maar met gestrekte benen. Alleen de tenen raken de grond. Houd de tenen omhoog voor spanning in de kuiten.

  6. Huppels: Doe zowel lage als hoge huppels. Let op een goede inzet van de voorste knie en gebruik je armen.

  7. Hakken billen (nieuwe variant): Een vorm van knieheffen waarbij ook de hakken naar de billen gaan. De knie wordt ingezet en tegelijkertijd gaat de voet recht omhoog, met de hak naar de billen.

  8. Loopsprongen: Maak grote passen direct achter elkaar. Probeer zo lang ogelij in de lucht te blijven

  9.  Tripplings: Tijdens tripplings blijven je voeten bijna constant in contact met de grond. Je wikkelt je voeten ontspannen af tot bijna op je tenen.

Er zijn nog meer oefeningen die gedaan kunnen worden, om de spieren o te warmen. De a-skip, b-skip, c-skip, etcetera, zijn loopschooloefeningen die helpen om de techniek onder de knie te krijgen. Deze zijn daarom beter geschikt voor een training en niet voor een wedstrijd.